Tsjaikovskij (2005)

zodat hij langzamerhand zichzelf bespeeld
als houten werkblad daglicht kunstlicht groen kaal
een hele verzameling niet bestaande dorpen had
of fragmenten sommige vollediger

bemodderd of besneeuwd
of de zanderige hutjes tussen manshoog
zoemend onkruid

meestal ingedroomde prenten

een hele verzameling kamerhoeken
soms na de ’s zomersmiddagsthee
enkel de bollende vitrage
waarachter schaduwgroen

soms een soort feest
maar niemand praatte enkel
zoals men altijd was bewoog in van die
ruisende slepende tinten heen
en weer
een soort welsprekende
variaties maar dat was niet erg

pas als hij zich weer eens
gordijn na gordijn
afgrondelijk ontboezemde
(Tsjaikovskij)