IX. KRINGLOOP

en daardoor door het
graven in bergen die ze
ooit hebben opgeworpen en – natuur
vergeten zijn

bergen heuvels hoopjes
landschap

dat ze zo vaak vinden of tenminste
hun wereldordening bevestigd

hun verklaringen verhalen zo
lachwekkend enkelvoudig zijn

het maakt ze met hun arrogantie
kwetsbaar: hoe graag niet
zien we ze verminkt
met afgebroken wieltjes richtingloos
hun eeuwige gelijk

de simpele formules die ze
kribbelen op hun tijdelijke moddervlakte
steeds verder elk steentje elk obstakel
een nieuwe letter in hun blije
eindeloze alfabet het einde

volgens hun een plek
voorbij het zoemen van de horizon
waar ze verzameld zijn
die daar zijn aangeland
die hier niet meer gevonden worden