Dvorák (2002)

kleinburger, enigszins
bol in het pak onder de
opplakbaard

hoeden op voor de foto vier vingers
lichtjes in de zak van het jasje

zeker speelde hij
met vormen die een indruk wekken
van ongeleerde eenvoud

(volkse oprechtheid) enigszins scheve
overgangen ongelijke zinnen simpele
stroeve zettingen

zoals het klinkt
in goed gemeubileerde kamers
het scherp van die snede al voorbij

hoe onbewust dan nog het zingen op,
over de rand –

Herinneringen, Silhouetten, de bijna
leegte toevallig gevuld

een bleke voorjaarszon, vertraagde
schaduwbochten in de wasbak
druppels, waterschaduw

een avond lang het zeuren
van een brommer door de straten