Heller (2004)

dikke regenspatten
het ene vogeloog
loert spottend uit het groen

de laatste zomers
woonden in het grote huis
tussen de geur van boeken schreef
als open plekken
nog immer vochtig heldersmoeds
pianostukken zijn
hoornklankomzwervingen
met wonderlijk behulp
van wat er nooit bewoog
in kamerhoeken

hoe ouder elk jaar
hoe meer de zomer vol groeit
tussen brieven spaarzame gesprekken

maar zo mag het niet stoppen
niet zonder wiekslag windstoot
waken van snavelbeen
op een verre heiige morgen
hoog boven de rode pannen het
ruisend water het knarsen
van de molensteen
hier

zet op een goeie ochtend daar
maar eens fluks de ene
voor de andere voet het dauwgras
gratis

Kirchner (2002)

steeds dieper daar
in elk jaar
woonden ook mensen
lieten achter vrijwel niets behalve bijvoorbeeld
zo’n duizend korte pianostukken

hoe dan ken je
na het spelen lijfelijk
en nog eens
van zestien

herleeft na jaren
aan spierspanning het handbrede
smalgepunte het karakter
van omslachtigheid of
weerstand het
karakter

steeds dieper nog
de lovende brief van Mendelssohn op zak
naar Winterthur: Fürchtegott Theodor Kirchner
uit Chemnitz, net twintig
om organist te worden

jaren de begroeiing
korter het zicht op dit
vlechtsel van gedempt getwijgte
nog tegendraads vervloeiend
of spaarzaam verdraaide
ruimte: Miniaturen, Verwehte
Blätter steeds zekerder
stiller van hand à
150 marken het stuk, waar

nog de oude Davidsbendes
van de jeugd nog altijd
de vergeten geestdrift

Tsjaikovskij (2005)

zodat hij langzamerhand zichzelf bespeeld
als houten werkblad daglicht kunstlicht groen kaal
een hele verzameling niet bestaande dorpen had
of fragmenten sommige vollediger

bemodderd of besneeuwd
of de zanderige hutjes tussen manshoog
zoemend onkruid

meestal ingedroomde prenten

een hele verzameling kamerhoeken
soms na de ’s zomersmiddagsthee
enkel de bollende vitrage
waarachter schaduwgroen

soms een soort feest
maar niemand praatte enkel
zoals men altijd was bewoog in van die
ruisende slepende tinten heen
en weer
een soort welsprekende
variaties maar dat was niet erg

pas als hij zich weer eens
gordijn na gordijn
afgrondelijk ontboezemde
(Tsjaikovskij)

Dvorák (2002)

kleinburger, enigszins
bol in het pak onder de
opplakbaard

hoeden op voor de foto vier vingers
lichtjes in de zak van het jasje

zeker speelde hij
met vormen die een indruk wekken
van ongeleerde eenvoud

(volkse oprechtheid) enigszins scheve
overgangen ongelijke zinnen simpele
stroeve zettingen

zoals het klinkt
in goed gemeubileerde kamers
het scherp van die snede al voorbij

hoe onbewust dan nog het zingen op,
over de rand –

Herinneringen, Silhouetten, de bijna
leegte toevallig gevuld

een bleke voorjaarszon, vertraagde
schaduwbochten in de wasbak
druppels, waterschaduw

een avond lang het zeuren
van een brommer door de straten

Ljadov I (2005)

ANATOLIJ KONSTANTINOVITSJ LJADOV

I

langzaam ontstaat zo’n beslissing nee
gewoonte of minder nog
kleine waarheid van toeval
onmerkbaar vasthouden aan wellicht
een vroeger gevoelde beperking

niet meer te willen
tegen vriendenraad beter weten in
dan dat beperkte wringen
van twee drie bochtige draden telkens even
opgediept nee mee teruggenomen uit een enkele
steeds beperkter uitvergrote schemerhoek
van verte

opdat tegen het terechte dag-
harde spreken dat dwarssnijdt
en splintert wat het nooit zou zien

het zwijgen een nalaten
aan gewichtloze aandacht
glazen bouwsels groeien hoort
en doet steeds minder

alsof daardoor uiteindelijk
een onbestaande helderheid
begint te wiegen

het niet meer uitmaakt
in welke volgorde of hoeveel

Ljadov II (2005)

II

een gang der dingen: eerst nog
de opgetogen onrust
van pas ontdekt gebied
de grenzeloze sprongen
op de scherpte van vrolijkheid

blauwe lucht het vliegtuigje
wel gehoord niet gezien

dan een raamkozijn: van achter glas
verblekend avondlicht met wolkenrook
steeds helderder omdat de dingen donkerder

tot druppels aan de waslijn
lichtblauw nachtlicht

waarom
het tonen van chopinmachientjes
leven- doodmisschientjes
die zonder tussenkomst zowat van stem of hand
uit een kleine ingesponnen wereld
zichzelf leerden
telkens opgedraaid telkens
weer iets anders tinkelen telkens
toch iets nieuws

Ljadov III (2005)

III. HOE HET PRAAT EN LUISTERT

sirenendoosjes
slim versleutelde lokmachientjes
zingen het al maar dan
fijnmazig zo voorbij

van het gehoorde toveren
met ons meteen in gesprek
(vond je dat ook zo mooi) met de regels:
geen commentaar maar nauwkeurige
flarden uit de hoeken van het draaiend
weefsel dat de regels zegt:

deze paadjes nauwkeurig rennend
kom je ze tegen vinden we
dit apparaatje alderkleinste
oplossing gebruiksaanwijzing
het hoe oneindige veranderingetjes
van twee drie draadjes vanzelf
een ware wereld
even is

Debussy (2004)

paradis artificiaux ach Debussy
die een hele tijd heel serieus
probeerde Russisch componist
te worden niet verklappen
nee niet verklappen of juist wel
pararadijzenaar rareizenaar maar

hoe serieuzer hoe meer moeite
des te verwonderder de dooiedingenwereld bijna
groeide ergens een ander Rusland

Niemann (2010)

NIEMANN

als dit algemeen valt te verwoorden
is er dan wat aangetoond?

je hebt er
die niks vertellen bijna
zelf denken ze van wel ze
willen iets vertellen vertellen alsmaar

maar dat is niet zo zo
gebruiken ze wat door anderen
al zo vaak gebruikt is dat

het niet meer zichtbaar hoorbaar is

je denkt dat je het weet wat het betekent
maar het is er al niet meer

het was er al zo vaak

juist dan moeten we opletten
want ze zijn wat aan het doen

ze zijn verslaafd op zoek alsmaar
naar thuiskomst alsmaar in

bestaande beelden

in de glinsterende stilstand van geluk

Niemann (2009)

het landschap heeft kleuren
heel ver weg
een streep witlicht
en stopt
in schaduw op een muur

een hand met bleke vingers drukke
losse tonen

interieurfoto’s met veel zwart
met zijn zuster

hij leefde nog tot 1953
in dit appartementenblok in Leipzig

foto van de voordeur

(wellicht ooit sierlijk die paarse beeldspraak
rond de disteltitels

en wat een slecht portret met
vieze rode lippen onder
de strogele harensnor)

(Walter Niemann)